Een kille winterochtend. Ik slenter door een stukje Kalkense Meersen, nabij het veer van Schellebelle. Een eenzame jogger op het jaagpad. Hoog in de lucht baant een kraai zich schreeuwend een weg doorheen de ijzige stilte. Een boom in een weide trekt om een of andere reden mijn aandacht. Het is geen bijzondere boom, klein van stuk, maar zijn takken waaieren groots uit in de grijze winterlucht. Op de achtergrond houden een struik en een stal eerbiedig afstand. Alsof ze het uitzicht niet willen verstoren.
Een kronkelende, afgedankte Schelde-arm leidt me naar een uitgestrekte vlakte. Daar overvalt me een vreemd soort emotie. Een naam heb ik er niet meteen voor, maar het gaat om dat vergezicht, dat plotse gevoel van ruimte. Opluchting! Dat is het. Alsof een last van mijn schouders is gevallen.
Om me heen kijkend, midden in dat vlakke land, valt me ineens op dat ik geen enkel huis of fabrieksgebouw kan zien. Een illusie, natuurlijk. Ze zijn er wel degelijk die gebouwen, diep verborgen in de ochtendnevel. En toch, hier ligt de oorzaak van dat plotse gevoel van lichtheid. Omhuld door mist kan ik heel even alleen maar natuur zien en dat, realiseer ik me, is behoorlijk bijzonder.
Ik sta stil voor een andere boom, een donker silhouet langs de waterkant. Twee kraaien in de kruin bestuderen lui het landschap.
Hoelang is het geleden, vraag ik me af, dat ik hier in Vlaanderen nog een horizon zag die niet was aangerand door menselijk ingrijpen? Ik kan me het niet herinneren. Vlaanderen is kapot verkaveld. Haar open ruimte geconstipeerd met roodbruine fermettes en half open bebouwingen, de natte droomwoningen van een volk dat met een baksteen in de maag werd geboren. Waar je vroeger onoplettend in een koeienvlaai trapte, dans je nu rond de platte chihuahakak op het asfalt.
Ons land is dichtgeslibd. Dat weet ik natuurlijk al langer. De kranten staan er vol mee. Jaren na de aankondiging van die tot -shift verpieterde betonstop, verdwijnen nog elke dag zeven voetbalvelden onder een laag beton. Een hallucinant cijfer. Dat zeg ik wel eens tegen mijn vrouw, over de ochtendkrant heen. Hal-lu-ci-nant. “Jaja”, antwoordt ze dan. Verder lig ik er ook niet wakker van.
Tot vanochtend, midden in dat veld. Daar komt voor het eerst echt het besef: ononderbroken open ruimte is in Vlaanderen een zeldzaamheid geworden.
Zijn ze er nog, vraag ik me af: de lege landschappen, de gebieden zonder lintbebouwing, de weidse velden van weleer?
Tekst & foto: Geert Huysman
.