Voor dag en dauw uit je bed rollen is voor lieden zoals ik, die gebukt gaan onder een zeker ochtendhumeur, niet zonder ergernissen.
Ik wou de zonsopgang fotograferen in het Gentse natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen. Dus rolde ik midden in de nacht kreunend uit mijn bed en daalde af naar mijn keukentje, alwaar ik ruim de tijd nam om het cafeïnegehalte in mijn bloedstroom op peil te brengen. De hond kwam nieuwsgierig piepen, maar verdween al snel weer naar het warme nest.
Ik stapte de ijskoude wagen in. De motor kwam hortend en stotend op toerental. Ik voelde met hem mee. Ik woonde op slechts enkele kilometers van mijn bestemming, maar slaagde er toch in een afslag te missen. Dat pedante Google Maps-dametje, strafte me met een omweg van meerdere kilometers. Luid vloekend duwde ik het gaspedaal in.
Veel later dan me lief was parkeerde ik de wagen. Het was nog pikdonker, maar aan de einder kroop reeds het eerste licht naar boven. Veel tijd was er al niet meer. Ik greep mijn materiaal en haastte me slaapdronken het domein in. Enkele honderden meter verder struikelde ik over een onverwacht grote steen. Mijn statief en ik werden met grote snelheid voorwaarts gekatapulteerd. Een pijnlijke valpartij kon nipt worden vermeden, met dank aan mijn rechtervoet die ik stevig in een diepe plas wist te planten. Elk gevoel van trots dat ik aan dit atletisch huzarenstukje had moeten overhouden, werd gesmoord in zacht gejank toen ijskoud water mijn schoen binnendrong.
Toen ik weer opkeek stond ik oog in oog met een boom van een vent. Om zijn hals hing een groene joekel van een verrekijker. Verder was hij ook volledig in het groen gekleed. Duidelijk een natuurliefhebber. Ik vroeg me af of hij in het donker wel iets kon zien met die verrekijker. Of droeg zijn soort die dingen louter als statussymbool? (Verrekijkers: de Lacoste-polo’s van de ecologist?)
“Goeiemorgen”, zei ik. “Ik ben blijkbaar niet de enige vroege vogelaar.” Niet dat ik zelf zo’n vogelpieper ben, maar de woordspeling leek me te mooi om te laten liggen. In de daaropvolgende ongemakkelijke stilte staarde de man me verbijsterd aan. Waarna hij omzichtig een grote bocht om me heen maakte en in de duisternis verdween.
Ik ging weer verder. Mijn rechtervoet produceerde bij iedere stap een zompig geluid, wat in dit gebied van vochtige graslanden niet geheel ongepast leek.
Ik nam even de tijd om een paar bomen te fotograferen. Hun silhouet contrasteerde mooi met de koele blauwe tinten van de vroege ochtend. Daarna plaatste ik me in positie voor een grote waterplas en wachtte op het spektakel van het ochtendgloren. En op langere termijn misschien ook wel op de definitieve doorbraak van de elektrische wagen. Bourgoyen-Ossemeersen ligt vlak naast de R4-ringweg: het gekwetter van watervogels gesoundmixt met de denderende decibels van vrachtverkeer. Tja, Vlaamse natuurgebieden.
Het wolkendek maakte een plotse schijnbeweging, leek zich heel even definitief te gaan sluiten. Dan schoot de hemel in vuur en vlam. Ik ging aan het werk, helemaal opgaand in die visuele focus die fotografen alles om hen heen doet vergeten (behalve het beeld doorheen de zoeker).
Na afloop, terwijl ik terug naar de wagen hinkte (op de ijsklomp die ooit mijn rechtervoet was), werd ik ingehaald door een andere fotograaf. Hij droeg zijn statief, de poten wijd opengesperd, als een hoedje op zijn hoofd. Rare jongens, die kiekjesmakers.
Geert Huysman